De Heyvaertwijk, een versteende jungle in de wijk Anderlecht in Brussel, diende als het uitdagende decor waarin ik mij onderdompelde tijdens de studio: 'Ceci N'est Pas Bruxelles'. Deze buurt, verkend binnen de context van deze studio, hebben we benaderd met verwondering en onbevooroordeelde gedachten en emoties, geïnspireerd door de methodiek van de 'derive'. We hebben de straten bewandeld, de buurt geobserveerd en ons eigen gemaakt…
De Heyvaertwijk, een versteende jungle in de wijk Anderlecht in Brussel, diende als het uitdagende decor waarin ik mij onderdompelde tijdens de studio: 'Ceci N'est Pas Bruxelles'. Deze buurt, verkend binnen de context van deze studio, hebben we benaderd met verwondering en onbevooroordeelde gedachten en emoties, geïnspireerd door de methodiek van de 'derive'. We hebben de straten bewandeld, de buurt geobserveerd en ons eigen gemaakt vanuit een niet-menselijke entiteit.
Bij het betreden van de dichtbevolkte straten van de Heyvaertwijk voelde ik al snel een onprettige emotie opborrelen. Het monofunctionele karakter van de wijk, waar de auto centraal staat en ruimtes zijn ontworpen om autoverkeer en -handel te dienen, zorgde voor een aanwezige ruis. De afwezigheid van leefbare ruimtes, waar zowel flora als fauna gebruik van kan maken, viel op.
Te midden van deze stedelijke omgeving vormt 'de egel' een bedreigde diersoort, die moeite heeft om zich staande te houden door de druk op de openbare ruimte. Tijdens mijn wandelingen door de wijk kon ik me identificeren met dit kleine diertje, doordrongen van gedeelde onprettige emoties die de buurt bij ons als bezoekers opriep. Dit gevoel van verbondenheid met de egel inspireerde mij om dit diertje centraal te stellen als vertrekpunt voor mijn project ‘Onopvallende Stekels’.
‘Onopvallende Stekels’, komt voort uit mijn fascinatie voor de grote hoeveelheid aan monofunctionele parkeerruimtes, die het straatbeeld bepalen in de Heyvaertwijk. Omringd door anonieme muren en hekwerken worden de straten op deze manier begrensd en afgesloten. Mijn concept legt de nadruk op het principe van een poreuze stad waarbij de toegankelijkheid zal toenemen door het vormen van verschillende openingen, verblijfselementen en gedeeld gebruik van bestaande plekken. Het illustreert een bredere visie op stadsplanning, waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met de menselijke bewoners, maar ook met de diverse flora en fauna die de stad deelt. Waarmee ik de belangrijkste les heb getrokken dat we niet egocentrisch maar ecocentrisch moeten nadenken over plekken om aan verschillende behoefte gehoor te geven en de symbiose in wijken te herstellen tussen mens en natuur.
Lees meer