Vroeger, voordat het Genkse landschap voorgoed werd veranderd door de mijnindustrie, was het erg in trek bij landschapsschilders. We spreken dan over de periode vanaf 1840 tot aan begin 20e eeuw. Het landschap was in die tijd zo populair onder schilders omdat het onder meer een oneindig en ongeroerd heidelandschap had, ook wel de Limburgse Kempen genoemd. Het pittoreske dorpje Genk was geliefd bij de schilders. De schilders…
Vroeger, voordat het Genkse landschap voorgoed werd veranderd door de mijnindustrie, was het erg in trek bij landschapsschilders. We spreken dan over de periode vanaf 1840 tot aan begin 20e eeuw. Het landschap was in die tijd zo populair onder schilders omdat het onder meer een oneindig en ongeroerd heidelandschap had, ook wel de Limburgse Kempen genoemd. Het pittoreske dorpje Genk was geliefd bij de schilders. De schilders die naar Genk afzakten namen ook weer andere schilders die zij kenden mee. Zo ontstond langzaam maar zeker de ‘Genkse School’. Tussen de kunstenaars die dit genre beoefenden bestond geen gestructureerde band via een vereniging, maar de term slaat op de kunstwerken die aan Genk gelinkt zijn. De schildertechniek die werd gebruikt was ‘en plein air’, wat betekend dat schilders direct ter plaatse in de buitenlucht de natuur vastlegden op het doek, waarbij de nadruk werd gelegd op het spelen met het daglicht.
In de jaren voorafgaand van de mijnindustrie zijn er talloze schilderijen en schetsen gemaakt van het leven in Genk en het landschap. Romantische beelden van de Limburgse Kempen waar herders met hun schapen lopen, close ups van de vegetatie, en prachtige avondopnames met de kerktoren van Genk op de achtergrond zijn onder andere de beelden die werden gecreëerd. Ook nadat er begin 20e eeuw steenkool werd ontdekt en de eerste mijnen begonnen te opereren werd de Genkse School als schilderstijl nog bedreven. De mijnindustrie bracht grote veranderingen mee in het Genkse landschap.
Grote mijncomplexen werden ontwikkeld wat ook veel arbeiders trok: Genk werd uitgebreid met arbeiderswijken waardoor het langzaam urbaniseerde. Ook kwamen er langzaam ‘terrils’ tevoorschijn in het landschap. Dit zijn grote bergen met puingesteente wat uit de mijnen werd gehaald. De schilders hebben deze taferelen met opzet uit hun schilderijen gelaten, omdat het geen natuurlijk aanzicht was. Langzaam maar zeker werden de terrils en de schachtbokken een kenmerkende verschijning voor het ooit zo oneindige Genkse landschap.
Nadat de laatste mijnen eind jaren ’80 buiten gebruik waren gesteld werden de restanten van het mijnlandschap onderdeel van het natuurlijke landschap in Genk. Tegenwoordig zijn de schachtbokken en terrils geen doorn in het oog meer, maar worden ze gezien als de kathedralen van Genk. Ze worden gezien als iconen. Het landschap is door de industriële ontwikkeling in Genk snel veranderd. Tegenwoordig is er geen sprake meer van een ‘Genkse School’, maar de schilderachtige romantiek is nog steeds te vinden in Genk en omstreken. Deze romantiek geldt niet alleen voor de natuurlijke landschappen, maar ook voor de stedelijke en industriële landschappen.
Lees meerIn mijn eerste maquettes laat ik zien wat kenmerkend was voor het Genkse landschap in het begin van de 20e eeuw en van tegenwoordig in 2018. Vroeger was de natuur erg kenmerkend voor het gebied, met een kerktoren en een dorpje op de achtergrond. De mijnindustrie was in de tijd al begonnen, maar het zicht hierop werd door de schilders zo veel mogelijk weggelaten. De personages die ik hiervoor heb gekozen zijn de landschapsschilder en de ‘Urban Explorer’ (urbexer). Dit is de huidige avonturier die opzoek is naar de industriële en stedelijke romantiek met zijn camera op zak.
Tegenwoordig lijk het wel alsof de rollen zijn omgedraaid. De natuur is nog steeds op veel plekken terug te vinden, maar de schachtbokken en andere mijnstructuren zijn nu erg iconisch en kenmerkend voor het gebied. Deze worden immers gezien als de ‘kathedralen’. De industrie was niet alleen mijnindustrie, er was ook andere bedrijvigheid te vinden in Genk. Tegenwoordig zijn de koeltorens, schoorstenen en windmolens net zo kenmerkend voor Genk als de mijnen en terrils. Dit is het romantische landschap van de 21e eeuw.
Niet alle mensen zien Genk als een romantische stad, wat te begrijpen is aagezien het een stad is van veel scheiding en contrasten. Met mijn interventie wil ik aantonen dat er wel daadwerkelijk een romantisch Genk te vinden is door de aanzichten te versterken en te verduidelijken door middel van paviljoens. Er is gekozen voor drie verschillende locaties, elk met verschillende ruimtelijke eigenschappen. De paviljoens zijn gevormd naar aanleiding van deze ruimtelijke eigenschappen.
Landschappelijk: Deze locatie is een stukje heide nabij de terrils van Waterschei. Nu is dit een mix van Genkse school romantiek maar ook van de 21e eeuw, omdat er een door natuur opgeslokte terril te zien is. De interventie op deze locatie versterkt de zichtlijn op de terril waardoor deze nog sterker en dramatischer in het landschap naar voren kan komen.
Stedelijk: Voor deze locatie kon ik ook een plein in het centrum van Genk kiezen, maar dat zou te generiek overkomen. Dit omdat voor mij de pleinen van Genk niet echt kenmerkend voor de stad zijn. Wat opvalt in het centrum zijn de vele en ook brede verkeerswegen welke wel kenmerkend zijn voor Genk. Ik heb gekozen voor een stuk langs de N779 nabij het centrum. Deze weg heeft een fantastische zichtlijn op de voormalige mijn van Winterslag. Dit beeld kwam voor mij compleet als verassing aangezien ik uit de richting van de mijn gelopen kwam en zodra ik mij omdraaide zag ik pas wat voor een sterke zichtlijn het is. Het paviljoen langs de weg versterkt ook het zicht op de mijn, maar ook op dat van de weg. In dit paviljoen staat men net een meter boven straatniveau zodat het een overzicht geeft over de straat, maar er tegelijkertijd ook bij betrokken is. Het verre zicht op de schachtbokken van Winterslag zijn sterk, maar doordat men zo bij het straatniveau betrokken is wordt dit ook een belangrijk element.
Industrieel: Het industriepark gelegen in het zuiden van Genk langs het kanaal voelt compleet afgesloten van Genk. De grote schoorstenen, koeltorens en windmolens zijn iconisch voor dit gebied. Niet alleen de hoge structuren zijn indrukwekkend, maar ook de vele open vlaktes op fabrieksterreinen zijn bijzonder. Een bekend voorbeeld hiervan is het terrein van de voormalige Ford fabriek in Genk. De fabriek is in 2014 na zowat 50 jaar gesloten. De vele ruimte die het complex innam staan nu allemaal leeg. Een gedeelte is al gesloopt, maar een groot gedeelte van het complex staat nog overeind. Vanaf deze open vlaktes op het terrein heeft men een mooi zicht op de grote structuren van het industrieterrein. Door de grote open leegtes worden de windmolens, koeltorens, schoorstenen en fabriekshallen nog sterker afgebeeld, ze voelen haast buitenaards. Het paviljoen op het Ford terrein is ingericht als een route waarbij het zicht op de context onttrokken wordt zodat objecten beter gefilterd worden waardoor ze sterken overkomen, haast als stillevens en kunstwerken. De route begeeft zich langs deze objecten richting de grote open vlakte waar men plots uitkomt. Het gevoel wordt versterkt doordat de tunnel opeens opengaat waardoor het schaalgevoel als nog groter ervaren kan worden.