De ambitie voor dit afstudeerproject lag bij het toegankelijk maken van architectuur: een woongebouw waarin iedereen plaats heeft om te leven. Dat lijkt voor de hand liggend, maar is minder vanzelfsprekend als je een beperking hebt. In het afstuderen heb ik mijn broertje als ‘model’ genomen, een jongeman die door een spierziekte rolstoelgebonden is geworden. Hij woont in het aangepaste ouderlijk huis en sinds ik in Rotterdam woon kan hij niet bij mij op bezoek.…
De ambitie voor dit afstudeerproject lag bij het toegankelijk maken van architectuur: een woongebouw waarin iedereen plaats heeft om te leven. Dat lijkt voor de hand liggend, maar is minder vanzelfsprekend als je een beperking hebt. In het afstuderen heb ik mijn broertje als ‘model’ genomen, een jongeman die door een spierziekte rolstoelgebonden is geworden. Hij woont in het aangepaste ouderlijk huis en sinds ik in Rotterdam woon kan hij niet bij mij op bezoek. Los van dit praktische probleem heeft een model zoals hem een andere ruimtebehoefte voor een goede woning, dat is het uitgangspunt geworden van dit project.
Lees meerDe ruimtelijke opgave, een woongebouw, geeft ook antwoord op het maatschappelijk vraagstuk. Het begrip mantelzorg wordt steeds belangrijker, vergrijzing speelt nog steeds, en men moet zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Er is dus vraag naar een flexibel gebouw waarin de zorgbehoevende, zorgverlener en burger naast elkaar wonen.
De locatie bevindt zich in de binnenstad van Breda, tegen het historisch hart. De Brabantse stad wordt verkend op grote schaal, waarbij de ontstaansgeschiedenis en de context van de specifieke plek inzichtelijk wordt. Hiermee ontstaat een houding tot de plek.
Tijdens het proces is de methode steeds belangrijker geworden. Wat gepresenteerd wordt is dan ook niet één ontwerp, maar de methode.
Het begint met het uiteenzetten van de ruimtematjes, in diverse categorieën. Met dit principe, en de kritiek daartoe, is een nieuw en eigen systeem bedacht. Het systeem is het bandraster, en maakt een configuratie met ‘kamers’ en brede of smalle ‘banden’. Met dit ruimtelijk concept zijn in eerste instantie verschillende typen ontwikkeld. De typen verschillen in ontsluiting, organisatie van het bandraster en schaal.
De locatie is door het maken van modellen getest, met twee methoden: één vanuit het type, één vanuit massa. Dit is gedaan om te onderzoeken hoe het bandraster toegepast kan worden. Uit de modellenreeks is voor beide methoden één voorkeursmodel uitgesproken. Dit zijn modellen op hoofdlijnen: stedenbouwkundige massa, ontsluiting en principe van het bandraster. De twee modellen zijn vervolgens verder binnen de methode verrijkt.
De twee modellen, additief|subtractief, zijn door het proces heen gelijkwaardig behandeld en ten opzichte van elkaar versterkt. Het resultaat daarin is dat vanuit één systeem twee ruimtelijke modellen zijn onderzocht, op verschillende zienswijzen. De contrasten bevinden zich op ieder niveau. Stedenbouwkundig is het object|invulling. Dit is verder geprojecteerd op de stad als toekomstscenario, met de woonopgave van Breda als onderlegger. Typologisch is het repetitie|modelleren. Het exterieur verschilt in theater|geheugen, het interieur in privaat|collectief.
Het resultaat van het project is de methode, als een werkwijze. Het systeem, type en model zijn daarin strategische tussenstappen geweest. De twee modellen, additief en subtractief, laten zien hoe het systeem geïnterpreteerd kan worden. Door de methode, modellen en het proces heen wordt het handschrift duidelijk. De architectuur wordt herkenbaar. Het neemt zichzelf als referentiekader. Opgebouwd uit elementen binnen het vak. Het resultaat is stevig en begrijpbaar.