Transformeren met affordance toont een andere manier van het herbestemmen van gebouwen, toegepast op de Meelfabriek Codrio/Latenstein in Rotterdam.
Nieuwe gebruiksperspectieven worden geïntroduceerd voor ruimtes die het gebouw al heeft. Ruimtes die multi-inzetbaar zijn zonder daar flexibele elementen aan toe te voegen waardoor dit mogelijk is. Het zijn ruimtes met een vast interieur waar activiteiten plaatsvinden in plaats van een vast programma met flexibele ruimtes. Dit is mogelijk door ontwerpend onderzoek te doen naar de…
Transformeren met affordance toont een andere manier van het
herbestemmen van gebouwen, toegepast op de Meelfabriek Codrio/Latenstein
in Rotterdam.
Nieuwe gebruiksperspectieven worden geïntroduceerd voor ruimtes die het
gebouw al heeft. Ruimtes die multi-inzetbaar zijn zonder daar flexibele
elementen aan toe te voegen waardoor dit mogelijk is. Het zijn ruimtes
met een vast interieur waar activiteiten plaatsvinden in plaats van een
vast programma met flexibele ruimtes. Dit is mogelijk door ontwerpend
onderzoek te doen naar de ruimtelijke kwaliteit van Codrico/Latenstein
en het toevoegen van architectonische objecten aan de hand van
affordance. Geen generieke ruimtes. Het is ontwerpen op basis van gedrag
in plaats van ontwerpen voor een specifieke functie. Tegelijkertijd
biedt de multifunctionaliteit potentie voor de locatie door de
verschillende activiteiten die mogelijk zijn in het gebouw.
Affordance werd voor het eerst waargenomen door de Amerikaanse psycholoog James J. Gibson.
Hij schreef erover in 1977 in zijn artikel ‘‘De Theorie van
Affordances’’. Een onderzoek naar hoe elk persoon zijn omgeving visueel
waarneemt. Hij had het idee dat affordances de eigenschappen zijn van
een object om het te laten functioneren zonder dat er instructies voor
nodig zijn.
Affordance biedt de mogelijkheid van het waarnemen van onze omgeving
waarop wij kunnen reageren en acteren met de dingen die de omgeving ons
aanbied. Wij herkennen de mogelijkheden uit eerdere ervaringen, onze
fantasie of intuïtie. Denk hierbij aan het belopen van een trap of de
simpele vormgegeven speeltoestellen van Aldo van Eijck in Amsterdam die
vrijblijvend zijn om op verschillende manieren te reageren en te spelen.
Ik heb onderzoek gedaan naar een andere manier van transformeren omdat ik denk dat er beter omgegaan kan worden met gebouwen die getransformeerd worden. Een gebouw wat getransformeerd wordt heeft vaak waarde. Deze bouwwerken geven identiteit aan de stad. De lagen door de jaren heen blijven zichtbaar, zowel voor de plek als voor het gebouw. Het is belangrijk om hiermee zorgvuldig om te gaan, omdat erfgoed een bepalende rol speelt. Stadsbewoners voelen zich ermee verbonden.
Bij transformatie is de drager, de basis die vaak als enige behouden blijft. De overige lagen inbouw, huid, installatie en ontsluitingen worden bij iedere transformatie aangepast zodat het weer geschikt is voor een nieuw programma in een nieuwe tijd. Het grootste probleem is het programma wat vaak te specifiek is waardoor het gebouw in de loop der tijd zijn identiteit verliest en opnieuw gestript moet worden. Blijven strippen is niet te verantwoorden als je het hebt over verduurzamen van gebouwen, Co2-uitstoot vermindering en de historische waarde.
Een gebouw waar stadsbewoners zich mee verbonden voelen, ondanks dat
dit geen publiek toegankelijk gebouw is, is het Codrico/Latenstein
meelfabriek terrein op Katendrecht.
Katendrecht, toen een havenwijk met arbeiders liggend aan de Rijnhaven
waar vroeger veel havenactiviteiten was en de Holland American Line
iedere week vertrok naar Amerika. Na de WOII kwam de modernisering met
veel activiteit van meelfabrieken, waaronder de Coöperatieve Meelfabriek
en Codrico. Twee gebouwen die door de jaren met elkaar verbonden zijn.
Elk gebouw heeft nog steeds een specifiek element om de meelfabriek te
definiëren. Hoge, grote ruimtes met dikke betonnen kolommen en liggers
die laten denken aan een eeuwig bestaan. Elke ruimte groot genoeg om
duizenden kilo’s graan op te slaan in meters hoge silo’s en grote
oppervlaktes van magazijnen voor meel.
Momenteel liggen er plannen om Katendrecht te herontwikkeling en de
havenactiviteiten vaarwel te zeggen. Verandering die een stad mee maakt,
is een verandering voor een gebouw.
Dit geldt ook voor Codrico/latenstein die nog steeds werkt als meelfabriek.
Codrico/Latenstein wordt een openbaar publiek gebouw. Het gebouw
voedt de openbare publieke activiteiten in de plint. Deze activiteiten
voeden het publieke interieur wat weer een verrijking is voor de stad.
Het gebouw is in te delen in 6 verschillende type ruimtes; Bos van
kolommen, entree, vrije vloeren, pleinen, rustplekken en landmarks. Elk
van deze ruimte heeft z’n eigen karakter en sfeer, kansen en
beperkingen. Hier is een matrix uit ontstaan per ruimte als leidraad.
Het karakter van de ruimtes bepaald hoe wij ons gedragen en wat de activiteiten kunnen zijn.
Het faciliteren van deze activiteiten ontwerp ik met affordance. In de
theorie van affordance hebben we het dan over fysieke affordance. Die is
weer in te delen in waarneembaar, verborgen en valse.
Het ontwerpen met waarneembare affordance in de architectuur gaat
volgens mij gepaard met materiaal, tactiliteit, licht en schaduw,
kleur, verhouding en sfeer.
Architectonische objecten toevoegen zoals een trap, plateau en balkon en
het verwijderen van gevels en vloeren zorgen voor een openbaar
toegankelijk gebouw met meer mogelijkheden. Deze type ingrepen samen met
de affordance zorgen voor een gebouw dat niet herhaaldelijk gestript
hoeft te worden. De nieuwe laag in het gebouw is geen eindbeeld, maar
een nieuwe laag voor het begin.
Niet alleen het gebouw zelf, maar ook de omgeving wordt vernieuwd
waardoor stedelijke activiteiten in gang kan worden gezet. Net als het
complex wordt de omgeving opengesteld.
Er is op dezelfde manier omgegaan met de buitenruimte als het gebouw.
Vrijheid van interpretatie van gebruik. Affordance biedt dus ook
mogelijkheden aan voor zijn omgeving.
BOS VAN KOLOMMEN
LANDMARKS
VRIJE VLOEREN
ENTREE
RUSTPLEKKEN
PLEINEN