Mijn ontwerp bouwt voort op het gedachtegoed en de architectonische taal van Berlage. Dit doe
ik door de circulaire routing van het interieur verbeteren, iets wat Berlage ook beoogde. Door de ruimtelijke proporties veelal kwadratisch te ontwerpen, hoopte Berlage dat zijn gebouw de benodigde flexibiliteit zou hebben om in de toekomst uitgebreid te kunnen worden. Dit ontwerp gaat in deze kwadratische uitbreidingslogica mee.
Door middel van een grondige analyse van het gedachtegoed van Berlage en zijn ontwerp voor het kunstmuseum, vond ik aanknopingspunten voor mijn eigen ontwerp. Door het onderzoek naar de afmeting van de museale kamers, hoogtes, wanddiktes, deuropeningen, de maat van het metselwerk etc. kon ik Berlage’s architectonische elementen op een eigentijdse manier herinterpreteren.
Daarbij ontwikkelde ik het idee om alle verschillende afmetingen van de museale ruimtes van Berlage te clusteren en in elkaar te wringen, zodat een museum ontstaat met continue museale ruimtes. Dit is een thema dat Berlage in zijn ontwerp ook probeerde te berwerkstelligen. Echter, door de kamers ten opzichte van elkaar te verdraaien wordt dit thema op een nieuwe manier onderzocht.
Het idee van de ruimtelijke bevrijding sluit aan bij het werk van gedachtegoed van De Stijl en Mondriaan, die hier in hun kunst ook naarstig naar op zoek waren. Het idee van ruimtelijke bevrijding probeer ik zowel in horizontaal vlak, als in het verticaal vlak te bewerkstelligen. In het verticale vlak verbind ik de ruimtes (die ook in doorsnede dezelfde afmetingen hebben als de museale kamers van Berlage) door verticale zichtlijnen. Door de kamers tevens te roteren ontstaat een morfologisch interessant daklandschap dat interessante mogelijkheden voor lichtinval in het museum biedt.
Analysetekeningen tijdens de excursie van bestaande musea, waaronder het Kolumba Museum van Zumthor en het Küppersmühle Museum in Duisburg, van Herzog & de Meuron.
De nieuwbouw van het kunstmuseum wordt aan de bovenzijde van het huidige auditorium gehuisvest. Ik kies er nadrukkelijk voor om dichtbij het ontwerp van Berlage te blijven en daarom sluit dit gebouw letterlijk aan op het huidige kunstmuseum. De Noord-Oost zijde lijkt een logische plek voor uitbreiding, omdat zo de alzijdigheid van het gebouw blijft gehandhaafd en de achterzijde kan worden geheractiveerd.
De bestaande entree ontworpen door Berlage blijft gehandhaafd. De bezoeker kan al dwalende via de Noord-vleugel de nieuwe uitbreiding betreden of deze binnenlopen via het auditorium en de nieuwe binnentuin. Hierdoor vormt de uitbreiding een onderdeel van het bestaande museum. Qua vormentaal sluit het blokvormige volume aan bij het bestaande volume van het Kunstmuseum, dat hierdoor ook gekenmerkt wordt. Tevens wordt de achterzijde van het museum geactiveerd door hier de uitbreiding te positioneren, die een nieuw licht kan schijnen op de vaak onderbelichte achterkant.
Het ontwerp van het gebouw is gebaseerd op de beleving van de bezoeker in het nieuwe kunstmuseum. Zowel in plattegrond als de doorsnede is de ruimtelijke bevrijding terug te lezen. Het gebouw is zo ontworpen dat alleen lichtinval van boven plaatsvindt. Door middel van vides en verticale zichtlijnen komt dit licht uiteindelijk tot de begane grond. Licht is hierbij een leidend element voor de bezoeker om zijn/haar weg naar boven te vinden. Ook sluit het gebouw op vloerhoogtes aan op het bestaande kunstmuseum, zodat de bezoeker zonder ruimtelijke obstakels van het ene gebouw naar het andere gebouw kan lopen.
Doorsnede en plattegrond 1e verdieping en 3e verdieping.
Studie aan de hand van maquettes (o.a 1:20) naar zichtbaarheid constructie in het interieur.
Het kunstmuseum kende vroeger ook een binnentuin, maar deze is inmiddels overdekt (naar een ontwerp van Braaksma en Roos architecten). Daarom is het een interessante toevoeging om deze voorheen voorziene binnentuin weer terug te brengen. Hierdoor ontstaat ruimte voor een nieuw café en een buitenruimte die een oase van rust kan vormen in de stadse hectiek. Ook vormt het een rustplaats en interessante overgang tussen het bestaande museum en de nieuwe uitbreiding.
De constructie en lichtinval zijn ook op de bovenste etage zichtbaar. De kunst wordt gethematiseerd en flexibel tentoongesteld, in plaats van chronologisch. Hierdoor hangen er kunstwerken van bijvoorbeeld Mondriaan en Constant Nieuwenhuys naast elkaar, zodat ook de relatie tussen de verschillende kunstwerken en de invloed van de een op de ander zichtbaar wordt. Dit kan tevens een inclusiever en pluralistischer beeld geven van de huidige kunstpraktijk.
Perspectief interieur begane grond. Continuïteit van de ruimtes worden zichtbaar, die tevens een variëteit aan tentoonstellingsmogelijkheden biedt. Dit sluit aan bij het idee van De Stijl, die ook op zoek waren naar ruimtelijke bevrijding in hun kunst. Ook de zichtbaarheid van structuur (in dit geval de liggers die de verschillende kamers accentueren) sluit aan bij het gedachtegoed van De Stijl. De kunst wordt zo in haar context geplaatst.
Te openen doorsnede maquette 1:200 met daarin zichtbaar de verticale zichtlijnen en de lichtwerking van de daklichten die tot en met de begane grond reikt.
Maquette 1:200 gezien vanaf de achterzijde met daarin zichtbaar de horizontale bevrijding van de begane grond.
Gevelaanzichten Noord en Oost. De gevel is van beton, die qua structuur en steenachtigheid aansluit bij het industriële karakter van het Kunstmuseum. De verschillende hoogteaccenten en de doorlopende plint sluiten hier tevens op aan. Het museum heeft een minimum aan raamopeningen, waardoor de lichtinval in het museum wordt beperkt en de abstracte vormentaal van het gebouw duidelijker leesbaar is.
In de details wordt de aansluiting tussen bestaand en nieuw zichtbaar. Ook kan het raam worden gesloten, waardoor indien nodig de kunst beschermd kan worden tegen zonlicht.