naar overzicht

STADSmuseum Den Haag

  • Architectuur
  • 2019 / 2020
  • Tweede semester
  • docent: Jasper Spigt, Oscar Vos, Thomas Dieben, Birgitte Louise Hansen en Vincent de Rijk
download project

STADSmuseum Den Haag

Kunst ontspringt uit context. Het reflecteert de omgeving van zijn maker, zoals zijn gevoelens, politieke mening of passies.

In een museum worden de stukken uit hun oorspronkelijke verband gehaald, maar komen tot leven door letterlijk samen te hangen met andere objecten. Een goed museum geeft de bezoeker ruimte voor het begrip van het ontstaan van het stuk, maar laat ook nieuwe interpretaties toe.

 Het bezoeken van een tentoonstelling is echter minder vrijblijvend. Vele musea beschikken…

STADSmuseum Den Haag

Kunst ontspringt uit context. Het reflecteert de omgeving van zijn maker, zoals zijn gevoelens, politieke mening of passies.

In een museum worden de stukken uit hun oorspronkelijke verband gehaald, maar komen tot leven door letterlijk samen te hangen met andere objecten. Een goed museum geeft de bezoeker ruimte voor het begrip van het ontstaan van het stuk, maar laat ook nieuwe interpretaties toe.

 Het bezoeken van een tentoonstelling is echter minder vrijblijvend. Vele musea beschikken over een harde grens. Je loopt niet zomaar een museum binnen zoals je doet bij een park of een straat. Er is eerst een duidelijke beslissing nodig:

- Ik ga naar binnen - Ik wil de Victory Boogie Woogie zien - Ik wil cultureel doen - Ik wil dwalen - Ik koop een kaartje -

 Als kunst een reflectie is op de samenleving, een extractie van gedachtegangen van kunstenaars, klopt dit concept dan wel? Als kunst, zoals Berlage zelf al aangaf, het volk verheft, moet het toegankelijk zijn en deel uitmaken van ons dagelijkse leven.

Iedere bezoeker die nu bij het Kunstmuseum Den Haag komt, gaat ook door een harde grens en laat de gewone wereld achter zich. In dit geval geldt de vijver als die grens, en zorgt ervoor dat iedereen met dezelfde ervaring start. Een stad of een wijk daarentegen, kun je vanuit alle kanten betreden, je bepaalt helemaal zelf welke straat je inslaat, welk gebouw je betreedt of waar je liever voorbij loopt. De ervaring is zeer persoonlijk, kan spontaan zijn maar ook gepland.

Berlage zet in zijn ontwerp van het Kunstmuseum Den Haag de bezoekers aan tot het dwalen tussen alle kunst. Het ontwerp in deze visie zet het dolen voort op stedelijke wijze: de positieve aspecten van het wandelen door een stad gelden hier als inspiratie. Op deze manier sluit het nieuwe ontwerp zich aan bij het doel dat de architect voor ogen had: een levendige aaneenschakeling van ruimtes die kunst toegankelijker maken.

Het ontwerp komt het bestaande gebouw tegemoet qua museale ervaring, dit vertaalt zich echter anders in de architectuur. Het huidige is een sprekende massa. Indrukwekkend,  maar op bepaalde wijze ook intimiderend. Daar zet de uitbreiding zich vanaf: verschillende openingen en doosjes op het maaiveld zijn openbare expositieruimtes die verbonden zijn met de twee nieuwe kelders rondom het bestaande gebouw. Door de korrel van de uitbreiding te verspreiden door de tuin, worden de grenzen zachter. De straten rondom het de kavel vervangen de monumentale entree en bereiden de bezoeker geleidelijk voor.

Doordat ieder volume op het maaiveld toegang biedt tot een kleine expositie op niveau +01 en +02, of de ondergrondse expositieruimte, kunnen de mensen hun bezoek zo lang en diepgaand maken als ze zelf willen. De doosjes en de openingen omarmen de openbare ruimte om zich heen en permitteren zo dus ook een spontaan bezoek of zelfs een museale ervaring zonder überhaupt naar binnen te gaan. Door de ruimtes te verspreiden in de omliggende tuin gaat de bezoeker vanzelf langs het bestaande museum dwalen. Op die manier wordt Berlage’s oeuvre vanaf alle kanten ook beter bekeken en komen de mooie gevels tot hun recht.

In het noordelijke deel van de tuin verbinden de doosjes zich met de kelder die de expositie over Mondriaan en De Stijl bevat. Wie traditioneel via de vijver aankomt en aan de noordoostkant afdaalt naar de kelder, komt eerst in de expositie over Mondriaan terecht. Die vloeit over in De Stijl, naarmate de bezoeker richting het noordwesten gaat. De doosjes relateren qua vorm aan het museum van Berlage. Een aaneenschakeling van volumes zorgt ervoor dat ieder doosje een hedendaagse mini-Berlage is. De materialisatie sluit zich er ook bij aan. Daar waar Berlage op innovatieve wijze beton toepaste en met het metselverband liet zien dat de werkelijke dragende structuur eronder zat, is er nu een houtstructuur bekleed met glas, die qua vorm aan het metselverband relateert. Op het eerste gezicht leest de bezoeker de doosjes als een monoliet volume, maar eenmaal dichterbij worden de dragende structuur en de details zichtbaar.

In het zuidoostelijke deel van de tuin staan geen doosjes, maar openingen naar beneden, die fungeren als “negatief” van de doosjes. Hier worden namelijk reflecties van De Stijl tentoongesteld: kunst uit andere tijden en plekken op de wereld die geïnspireerd zijn door de beweging of erop reageerden.

De stad is een groot kunstwerk, een weerspiegeling van de gevoelens, politieke mening of passies van de makers en is constant in ontwikkeling. Door de constante interactie van de uitbreiding met de tuin, het bestaande gebouw en de omliggende wijk worden op spontane wijze de bezoekers stedelingen en andersom. Zij zijn hoofdverantwoordelijk voor het opleven van de museale stad en de kunst.

Die zichtbaarheid van verschillende lagen, de stad, de mensen, Berlage’s gebouw en andere kunstwerken zorgen voor het begrip van de kunst en fungeren als verfklodders waarmee bezoekers hun eigen bevindingen kunnen inkleuren.

 


Lees meer

Onder constructie

De mobiele versie is nog onder constructie.
Bezoek de website op desktop.