Groen binnengebied
Van oudsher is het hart van Schiedam een groen binnengebied. Pas in de achttiende eeuw vindt er bebouwing plaats, om te voldoen aan de stijgende vraag naar woningen voor de arbeiders in de jeneverindustrie. Vanaf de jaren 1960 start men met de sanering van deze arbeiderswoningen. In de huidige situatie…
Groen binnengebied
Van oudsher is het hart van Schiedam een groen binnengebied. Pas in de achttiende eeuw vindt er bebouwing plaats, om te voldoen aan de stijgende vraag naar woningen voor de arbeiders in de jeneverindustrie. Vanaf de jaren 1960 start men met de sanering van deze arbeiderswoningen. In de huidige situatie is er vrijwel geen verbinding met de omringende stad, laat de doorwaadbaarheid sterk te wensen over en is het moeilijk om je er te oriënteren. Daarnaast zijn de randen van het aangewezen plangebied sterk verrommeld. Tegelijkertijd kent het gebied een aantal ‘gouden randen’: het Stedelijk Museum, de Sint Janskerk, het weeshuis en de voormalige Stadsbank van Leening.
In het hier getoonde voorstel krijgt Schiedam wederom een groen binnengebied in het hart van de stad. Een Grossformorganiseert de ruimte aan de oostkant van het gebied; aan de westkant wordt aangehecht aan de bestaande bebouwing en vormen drie kleinere bouwvolumes de begrenzing van het stedelijk groen. Vrij in de ruime staan een drietal torens. De hierboven genoemde monumentale panden komen vrij aan het binnengebied te liggen en krijgen hiermee de aandacht die ze verdienen.
Op strategisch niveau krijgt de Hoogstraat (dé winkelstraat van Schiedam) en de rest van het centrum een impuls doordat mensen eerder geneigd zijn langer in het centrum te blijven. Vanuit het omringde centrum zorgen diverse zichtlijnen voor een visuele verbinding met het binnengebied. In de plinten van de torens zit programma dat uitnodigt het gebied te betreden. In Schiedam speelt de wens om jonge gezinnen voor de stad te behouden dan wel aan te trekken en om duurdere woningen te maken voor het hogere segment. Aan beide wensen wordt in dit plan voldaan. Voor een betere aantakking op de omringde stad zijn er enkele doorbraken voorgesteld. Aan de Broersveld wordt een logische verbinding gelegd met de Kloosterplaats en het winkelcentrum wordt richting het park opengebroken. Het groene binnengebied is met de parkachtige inrichting spontaan doorwaadbaar gemaakt; er zijn geen dwingende assen, maar er worden wel verbindingen gelegd met de omringde stad.
Architectuur
In de aanhechting op het bestaande weefsel tonen de bouwvolumes zich in eerste instantie als een formele, vertrouwde typologie. Ze bouwen voort op de sequentie aan verspringingen, oriëntaties en vormen van de bouwblokken van de bestaande stad. Nadat je de hoek om bent geslagen toont het bouwblok zich echter opeens als een solitair volume dat autonoom in het groene landschap ligt.
Wanneer de bouwblokken vanuit het binnengebied worden benaderd zien we een park in de traditie van Zocher, waarbij verharde vlakken zijn opgebouwd uit diverse grijstinten: asfalt, tegels, mijnsplit en beton. Deze materialisatie loopt door in de meer omsloten binnengebieden bij de woningen. De gevels zijn gemetseld in een geelbruine baksteen met zwart verbrande tonen: een referentie aan het Zwarte Schiedam ten tijde van de jeneverindustrie. De gevelopeningen zijn deels ingevuld met cederhout dat in de loop van de tijd een grijs patina zal krijgen.
Een ander overblijfsel van het Schiedam uit de jenevertijd zijn gevels die zich moeilijk laten lezen. De schrijver F. Bordewijk (die lang kantoor hield in Schiedam) refereerde daarom ook wel aan de stad als een burcht. Dit idee heeft zijn weerslag gevonden in de gevels aan de binnengebieden. Ze zijn - ten opzichte van de gevels aan de straatzijde - willekeurig en roepen een mate van verwarring en complexiteit op. Toch gehoorzamen ze aan een (oer-Hollandse) wet: alle gevelopeningen liggen gecentreerd ten opzichte van achterliggende ruimte. In één van de laatst overgebleven arbeiderswoningen uit het einde van de negentiende eeuw is dit principe nog steeds te zien.
Ook de wijze van ontsluiten draagt sterk bij een het beeld van de gevels. Appartementen worden zowel met portieken als galerijen (en combinaties hiervan) ontsloten.
Doordat de binnengebieden geheel versteend zijn hebben deze een stedelijk karakter, terwijl het groen letterlijk om de hoek ligt. In het legverband van de tegels in combinatie met de bloemtafels is de overgang openbaar-privé vormgegeven als een zachte, maar duidelijke overgang.
Lees meer